God schiep ons dus naar zijn beeld en gelijkenis. Hij plaatste ons met ons lichaam in een materiele wereld, onder andere om maximaal te kunnen genieten van lichamelijke liefdesuitwisselingen.
Maar God maakte niet zomaar een beeld van zichzelf als uiting van zijn creativiteit of om er met blijdschap naar te kunnen kijken, hoewel Hij dat laatste nadrukkelijk ook deed, zoals blijkt uit zijn observatie dat het zeer goed was. God had een veel dieper doel: Hij zocht contact met het beeld dat Hij van zichzelf had gemaakt. God communiceerde rechtstreeks met Adam, Hij gaf hem bijvoorbeeld opdrachten. Je krijgt de indruk dat Adam dat de gewoonste zaak van de wereld vond. Hij had een natuurlijke, vanzelfsprekende, innige relatie met God. God gaf hem bijvoorbeeld de opdracht om alle dieren een naam te geven. Ik ben er zeker van dat God nieuwsgierig over zijn schouder meekeek, om te zien welke indruk elk dier op hem zou maken, en wat voor naam er dan bij hem op zou borrelen.
In het kader van het verslag over de zondeval lezen we in Genesis 3:8 hoe God in de koelte van de avondwind in de tuin kwam wandelen. Het staat er niet nadrukkelijk, maar alles wijst erop dat God dat vaker deed. Adam hoorde kennelijk iets speciaals in de avondkoelte en wist meteen dat God weer op bezoek kwam omdat hij dat veel vaker had meegemaakt. Wat een prachtige gedachte: God komt op een rustig moment, als alle werk van die dag klaar is, gezellig buurten bij zijn beelddrager. Of vind je het raar als ik dat zo opschrijf?
Mag ik Johannes 3:16 eens met eigen woorden herschrijven? God heeft al zijn beelddragers zo intens lief dat Hij werkelijk alles voor hen overheeft. Die liefde en drang naar gemeenschap is zo onvoorstelbaar groot en diep dat Hij het leven van zijn Zoon daarvoor over had. En die Zoon, mede- schepper van die beelddragers, heeft ze ook zo onwaarschijnlijk lief, dat Hij bereid was om de gruwelijkste marteldood te ondergaan om ze weer aan zijn hart te kunnen drukken.
En wat ik het onbegrijpelijkste van alles vind is dat Vader en Zoon dit reddingsplan al klaar hadden liggen nog voor ze aan de schepping begonnen, zie bijvoorbeeld Efeze 1:4. Als ik de Zoon was zou ik gezegd hebben: ‘Toedeloe, bekijk het maar, daar begin ik niet aan. Ik zou wel gek wezen.’
Maar hoewel Vader en Zoon alle consequenties kenden, besloten ze tot de schepping, inclusief het reddingsplan door het offer van Christus. Ik kan me een gesprek voorstellen tussen Vader (V) en Zoon (Z) met de volgende strekking:
V: Wat zou je vinden van het maken van beelddragers in een materiele wereld?
Z: Dat lijkt me heerlijk, dan kunnen we de liefde waar we onderling zo van genieten met hen delen. En dan kunnen ze dankzij hun lichaam daar onderling ook extra mooi uitdrukking aan geven.
V: Dan moeten ze wel echt vrij zijn, anders lijken ze niet voldoende op ons.
Z: Mee eens, maar dat zal ernstige consequenties hebben want satan zal zijn slag slaan.
V: Er is daar maar één oplossing voor. Ik weet niet of ik dat aankan. Ik zou je van me los moeten snijden en laten neerdalen in de diepste duisternis. Je bent mijn Zoon, ik hou zo van je, het zou mijn hart breken.
Z: Ik weet het. Het zou me ondraaglijke pijn kosten, en net als ik uw nabijheid het hardste nodig heb zou u de hemel moeten sluiten. Maar het resultaat zou zijn dat we onze liefde kunnen delen met vele miljoenen beelddragers. Die opbrengst lijkt me groter dan de kostprijs.
V: Als je zeker weet dat je daartoe bereid bent, dan kan ik het opbrengen. We zullen intens genieten van de liefde voor en van onze beelddragers.
Vader en Zoon hebben alle consequenties samen nog uitgebreid overwogen, maar ook de vreugde van het delen van hun liefde. En uiteindelijk was de slotconclusie: ‘Ja, we doen het. Laat ons mensen maken naar ons evenbeeld.’
Ook al denk ik hier duizend keer over na, ik kan het onmogelijk begrijpen. De enige verklaring kan zijn dat Vader en Zoon het delen van hun liefde met beelddragers zo extreem belangrijk en heerlijk vinden dat ze beiden de afschuwelijke prijs ervoor over hadden. Ik kan er dus met mijn verstand niet bij waarom God zo ongelooflijk graag zijn liefde met mij wil delen. Wat ik wel een beetje begrijp is dat Hij mij naar zijn beeld heeft gemaakt zodat ik als beelddrager in staat zou zijn om op gelijkwaardige manier zijn liefde te beantwoorden. En telkens als ik deze onvoorstelbare waarheid een beetje tot me laat doordringen, dan kan het toch niet anders of mijn hart springt op van vreugde? Dan kan het toch niet anders of ik beantwoord Gods liefde met grote passie en warme genegenheid? Zo veel liefde die naar me toestroomt kan toch niet onbeantwoord blijven?
En toch, en toch…, juist daarom schrijf ik dit boek. Het beantwoorden van die onmetelijke goddelijke liefde blijkt niet vanzelfsprekend te zijn. Misschien een beetje met mijn verstand, maar mijn hart blijft zo gemakkelijk achter in praktijk. Ik ben er tegelijkertijd van overtuigd dat het diep emotioneel beleven van liefde een vanzelfsprekende eigenschap van God is. Juist die beleving maakt liefde zo rijk. Ik ben er ook net zo stellig van overtuigd dat God de mogelijkheid in ons heeft gelegd om zijn liefde te beantwoorden met diepe emotionele genegenheid, warmte en beleving. Dat zit onvermijdelijk verpakt in het beelddrager zijn. Het is nou net het belangrijkste doel waar God ons voor geschapen heeft. Hoe moet ik verklaren dat mijn hart vaak zo afgestompt is dat het nauwelijks lijkt te reageren op Gods liefde?
Praktische vragen en suggesties
- Ik probeerde in dit hoofdstuk de beleving van de liefde voor God vanuit Gods perspectief te bekijken. Klopt mijn verhaal volgens jou?
- Als je het met me eens bent, hoe beoordeel je dan de nadruk die ik in dit boek leg op het belang van diepgevoelde emotionele beleving van onze liefde voor God?
- Mocht je het niet met me eens zijn, waar zit de fout in mijn redenering volgens jou?
- Heb je enig idee hoe het komt dat ons hart emotioneel zo vaak op slot lijkt te zitten naar God toe? Of ken je dat verschijnsel niet?
- Als God inderdaad een gelijkwaardige liefdespartner is omdat Hij me naar zijn beeld heeft geschapen, wat moet Hij dan voelen als ik keer op keer zo weinig tijd en zin heb in echte rustige gemeenschap met Hem?
De drie eenheid of drie-eenheid is een groot mysterie voor ons. Toch laat God wel een tipje van de sluier zien in wat Hij heeft geopenbaard heeft. Mooi en prachtig verwoord en heel creatief Johan. De perichoresis https://en.wikipedia.org/wiki/Perichoresis is geen studie onderwerp maar een liefdes onderwerp voor de Vader, de Zoon en de Geest. Hoe je ook mag denken over de shack, het heeft veel (nieuwe) vragen gegeven.
Dat je begint met EF.1 vind ik een mooi en prachtig voorbeeld. Dat is Gen.1 voor christenen.
Wat bedoel je met ‘de shack’ Lucas?
In het Nederlands: De uitnodiging van P. Young en zijn bijbels theologische uitleg en verklaring in het boek, in het licht van de uitnodiging van Baxter Kruger en P.Young. Daarin wordt meer en dieper ingegaan op het Godsbeeld en de visie op de drie-eenheid.
Juist daarin speelt de schepping, en het gedeelte uit EF.1 een belangrijke rol en zet je weer aan het denken, maar bovenal verwonderen.
Het evangelie is geen menselijk verzinsel, maar Gods idee. Daarom onbegrijpelijk, maar toch kunnen mensen dat aanvaarden en ontvangen en daar hun leven op bouwen. Dat roept dankbaarheid op.