Here en God

Even een tussenhoofdstuk waarin het niet zozeer zal gaan over intimiteit met God, maar over het normale Nieuw Testamentische taalgebruik voor de aanspreektitels voor God, vooral het trendsettende voorbeeld van het taalgebruik van Paulus. Dit zijn belangrijke details om het Nieuwe Testament in het algemeen beter te begrijpen. Bijvoorbeeld: Wie bedoelt Paulus nou eigenlijk als hij kortweg ‘God’ of ‘Heer’ schrijft? Dit is van praktisch belang voor iedere gelovige, die op een Nieuw Testamentische manier wil leren bidden. Persoonlijk sluit ik graag aan bij het Bijbelse taalgebruik, zoals we dat in de brieven van Paulus tegenkomen, jij ook?

In het O.T. zijn ‘God’ (Elohim) en ‘Heer’ (Adonai) min of meer synoniemen. Er wordt zelden onderscheid gemaakt tussen Vader en Zoon. De Geest wordt wel regelmatig apart benoemd. Zoals je misschien weet, is er in het O.T. ook vaak sprake van de Naam van God: Jahweh, of Jehova. Enkel de medeklinkers werden opgeschreven in het Hebreeuws, dus op basis van de geschreven Naam kun je niet weten hoe je die moet uitspreken. Na de Babylonische ballingschap ontstond het idee dat God zo heilig en onbereikbaar is dat alleen al het uitspreken van zijn Naam heiligschennis zou zijn. Daarom vervingen de Joden bij het lezen van het O.T. de Naam door Adonai, wat ‘Heer’ betekent. Zodoende weet nu niemand meer met zekerheid hoe je Gods Naam moet uitspreken. En in veel vertalingen van het O.T. is deze gewoonte van de Joden overgenomen. In plaats van Jahweh of Jehova, staat er dan meestal HEER of HERE met allemaal hoofdletters. Die hoofdletters worden gebruikt om het onderscheid te kunnen maken met de plaatsen waar er in het Hebreeuws echt Adonai – Heer, staat.

Op het gebruik van die hoofdletters na, gaat deze vertaalstrategie terug op de eerste vertaling van het O.T., de Septuagint. Dat is de Griekse vertaling van het O.T. die waarschijnlijk ontstond in de derde eeuw voor Christus. Deze vertaling werd breed gebruikt in de tijd van het N.T. omdat Grieks de handelstaal was in heel het Midden-Oosten en ver daarbuiten. Ook de schrijvers van het N.T. gebruikten vaak de Septuagint als ze uit het O.T. citeerden. Dat kun je afleiden uit de verschillen tussen het Hebreeuwse O.T. en de Septuagint. In de Septuagint wordt dus nergens de Naam Jahweh gebruikt. Altijd in plaats daarvan Kurios: Heer.

Ook in het N.T. komen we nergens de Naam Jahweh tegen. Het N.T. is in het Grieks geschreven en daar wordt ook veel gebruik gemaakt van Kurios, het Griekse woord voor Heer. Het Wachttoren Genootschap (de Jehova’s Getuigen) stellen dat Jezus het gebruik van de Jahweh weer in ere hersteld zou hebben en dat die dus ook te vinden was in de oorspronkelijke versies van de geschriften van het N.T. Later zouden die dan weer ‘weggepoetst’ zijn. Maar dat is pure speculatie, net zoals hun zelfverzekerdheid dat de uitspraak ‘Jehova’ zou moeten zijn en niet het taalkundig gezien veel waarschijnlijker ‘Jahweh’. In de vertalingen van het Wachttoren Genootschap vind je dan ook Jehova op veel plaatsen waar in het Grieks Kurios staat.

Nu wordt Jezus in de Evangeliën vaak aangesproken met Kurios, ‘Heer’. Een beleefdheidstitel en dus niet persé een Goddelijke aanspreektitel. Maar tegelijkertijd meer dan enkel een beleefdheidstitel. ‘Kurios’ werd gebruikt om respect en vooral erkenning van hiërarchie uit te drukken. Ik schreef al eerder dat de Bijbelse culturen een enorme nadruk op hiërarchie en respect voor hiërarchie kenden. Zo’n sterke nadruk dat wij ons daar eigenlijk geen voorstelling van kunnen maken, omdat dat bij ons grotendeels is weggevallen en juist verafschuwd wordt.

Hoe dan ook, als er dan later in het N.T. kortweg ‘Heer’ of ‘Here’ staat, heb je dus de interessante en belangrijke vraag Wie er nou eigenlijk wordt bedoeld: ‘God’ volgens het taalgebruik van het O.T., of eerder ‘Jezus’, volgens het taalgebruik in de Evangeliën?

Eigenlijk is er exact dezelfde vraag als er na de Evangeliën in de rest van het N.T. naar ‘God’ verwezen wordt. In het O.T. werd daarmee God in het algemeen aangeduid. Je zou met Nieuw Testamentisch taalgebruik dus kunnen zeggen: Vader en Zoon samen en mogelijk ook met inbegrip van de Geest. De drie-enige God dus.

Maar in de Evangeliën zien we dan hoe Jezus de Vader aanspreekt met ‘God’… Het kan niet anders of voor de mens Jezus is ‘God’ een synoniem voor ‘Vader’. Zoals Jezus dat bijvoorbeeld expliciet uitspreekt tegen Maria na de opstanding: ‘Ik ga naar mijn God en uw God, naar mijn Vader en uw Vader’.

In het N.T. na de Evangeliën moeten we dus telkens als we kortweg ‘God’ lezen, ons de vraag stellen Wie daar nu mee wordt bedoeld. In elk geval zelden Jezus, omdat het N.T. in doorsnee juist het echte menszijn van Jezus benadrukt. Soms wordt er ‘God in het algemeen’ bedoeld, de drie-enige God dus volgens het taalgebruik van het O.T. Dat zal zeker de betekenis zijn in passages waar het O.T. wordt geciteerd. Maar in veel gevallen betekent kortweg ‘God’ in het N.T. in feite ‘God de Vader’ volgens het taalgebruik van Jezus, de Zoon.

Er wordt zelden bij stilgestaan, maar Paulus geeft in de introductie van bijna al zijn brieven duidelijk aan hoe het zit met zijn taalgebruik in dit opzicht. Paulus introduceert namelijk in de inleiding van bijna al zijn brieven de ‘hoofdrolspelers’ op zo’n manier dat er geen misverstand over kan ontstaan in de rest van de brief als hij afkortingen gebruikt. Zo introduceert Paulus zichzelf meestal expliciet als apostel of dienstknecht van Christus, hij benoemt meestal expliciet zijn lezerspubliek en hij benoemt meestal expliciet die andere twee hoofrolspelers: de Vader en de Zoon.

Laten we eens een aantal voorbeelden bekijken, daarna kun je voor jezelf alle brieven van Paulus langslopen om zelf vast te stellen dat dit een vrij consistent patroon is.

De Romeinen brief

Zullen we eens beginnen met de Romeinen brief? Deze heeft een relatief lange inleiding: 1:1-7. Kijk zelf maar hoe Paulus zichzelf en zijn lezers expliciet benoemt.

En dan: hoe benoemt hij de Zoon?

1:1 Christus Jezus,

1:3 Zijn Zoon, een mens voortgekomen uit het nageslacht van David (zie je de nadruk op het menszijn van Jezus?),

1:4 Zoon van God,

1:4 Jezus Christus, onze Heer,

1:6 Jezus Christus,

1:7 de Heer Jezus Christus.

Prachtig hoe Paulus hier zo subtiel de balans aanbrengt tussen echt mens en echt God! Lees daarvoor echt zelf de hele inleiding door in je Bijbel.
We vinden twee keer het woord ‘Kurios’, Heer, verbonden aan de aanspreektitels voor Jezus. In vers 4 geeft Paulus eigenlijk al een hint voor de afkorting die hij vaak zal gebruiken als hij over Jezus Christus schrijft: ‘onze Heer’.

En hoe introduceert Paulus de Vader? Vanzelfsprekend als tegenhanger van de Zoon:

1:1 God.
Je kunt zeker zijn dat Paulus hier de Vader bedoelt als je de zin verder volgt: even later is namelijk sprake van ‘zijn Zoon’. Hierbij verwijst ‘zijn’ terug naar ‘God’.

1:4 God.
Hier in de uitdrukking ‘Zoon van God’. Het kan dus niet anders of Paulus bedoelt hier weer de Vader met het woord God.

1:7 God.
Dit is de enige plek waar je niet met zekerheid kunt stellen of Paulus de Vader bedoelt of de drie-enige God in het algemeen volgens het taalgebruik in het O.T.

1:7 God, onze Vader.
In hetzelfde vers is God nu heel nadrukkelijk God de Vader, maar dan op de intieme persoonlijke manier: Onze Vader.

Zoals gezegd, is de introductie in Romeinen relatief lang. De zegen in vers 7 bevat de standaardformulering, die Paulus in bijna al zijn brieven gebruikt als hij Vader en Zoon introduceert:

Genade zij u en vrede van God, onze Vader, en van de Heer Jezus Christus.

Romeinen 1:7

We hebben dus ‘God, onze Vader’ als de ene hoofdrolspeler en ‘de Heer Jezus Christus’ als de andere hoofdrolspeler. Dankzij deze lange expliciete introducties van Vader en Zoon weten we precies Wie Paulus bedoelt als hij dan in zijn brief verder kortweg ‘God’ of ‘Heer’ schrijft. Belangrijke uitzondering op deze regel is natuurlijk als Paulus citeert uit het O.T. Maar daar is het meestal simpel: met zowel God als Heer wordt in doorsnee ‘de drie-enige God’ in het algemeen bedoeld. Met uitzondering dan van sommige profetische gedeelten, waarin we de Zoon juist wel apart naar voren zien komen.

Met deze inzichten kun je nu de hele Romeinen brief gaan lezen en je telkens heel expliciet de vraag stellen Wie Paulus nu precies bedoelt als hij kortweg ‘God’ of ‘Heer’ schrijft. Je zult ontdekken dat Paulus regelmatig schakelt tussen beide en dat hij dus doelbewust onderscheid maakt tussen de rol en het werk van beide. Het aandachtig lezen van de brief wordt alleen al hiermee plotseling nog boeiender en levendiger dan het al was. En in verband met ons onderwerp van intimiteit met God is het dan extra boeiend om te zien hoe Paulus spreekt over Vader en Zoon als hij het over zijn eigen gebedsmomenten heeft. Zullen we eens een aantal voorbeelden langslopen?

Allereerst dank ik door Jezus Christus mijn God voor u allen

Romeinen 1:8

We zien hier hoe Paulus nadrukkelijk volgens het onderwijs van Jezus bidt. Hij maakt vanzelfsprekend en expliciet dankbaar gebruik van de mogelijkheid die Jezus ons gaf om rechtstreeks tot de Vader te bidden (Jezus de Poort tot de Vader). Bidden is voor Paulus overwegend ‘praten met de Vader’. In dit geval is het een dankgebed en dus niet ‘dingen vragen aan God’. En ook zien we hoe Paulus hier meteen recht doet aan het onderwijs van Jezus dat we ‘in zijn naam’ moeten bidden. Paulus adresseert zijn dankgebed aan God de Vader, maar benadrukt zoals gezegd, dat die intieme toegang enkel mogelijk is ‘door Jezus Christus’, dankzij het werk van de Zoon aan het kruis dus.

God, die ik door de verkondiging van het evangelie over zijn Zoon vol overgave dien, is mijn getuige dat ik u onophoudelijk in mijn gebeden noem. 10 En altijd vraag ik dan of God mij de gelegenheid wil geven eindelijk naar u toe te komen.

Romeinen 1:9-10

Zie je hoe niet alleen het bidden van Paulus, maar ook zijn bediening in eerste instantie patrocentrisch is, de Vader centraal? ‘God’ (9) is ook hier weer voluit ‘God de Vader’. Dat wisten we al, maar als extra bevestiging zie je het ook als je de zin afleest: verderop is sprake van ‘zijn Zoon’, waarbij ‘zijn’ onvermijdelijk de Vader is en terugverwijst naar het eerdere woordje ‘God’. Maar goed, Wie dient Paulus? In eerste instantie nadrukkelijk de Vader!

En ook hier zien we dat Paulus structureel zijn gebeden vooral adresseert aan de Vader. Hij beroept zich daarom op ‘God’ (de Vader) als getuige van zijn gebedstrouw voor de gelovigen in Rome (9). Hij ‘noemt hen’ telkens opnieuw in zijn gebeden. Dat kunnen dus zowel dankgebeden zijn als hulpverzoeken.

En in vers 10 zien we een voorbeeld van een verzoek om hulp van Paulus zelf, ook weer geadresseerd aan ‘God’, wat dus de afkorting is voor God de Vader.

Bij Paulus is de boodschap van Jezus tijdens de laatste wandeling naar Getsemane dus luid en duidelijk overgekomen: profiteer van de onvoorstelbare gunst om rechtstreeks met de Vader te mogen praten. Proef de diepe vreugde die daaruit voortkomt, al was het alleen maar door je telkens opnieuw te realiseren hoe groot en bijzonder die gunst is.

Deze Romeinen brief is veruit de meest theologische van alle brieven van Paulus. Hij adresseert in de eerste hoofdstukken rechtstreeks zijn fanatieke Joodse tegenstanders. Het wemelt van de citaten uit het O.T. waarbij er nergens sprake is van Heer of Jezus of Zoon, maar uitsluitend van kortweg ‘God’. En Paulus richt zich dus vooral aan Joden die voor een belangrijk deel zijn blijven steken in de gedachtegang van het O.T. In zo’n context is en blijft het een vraag Wie Paulus precies bedoelt met God, waarschijnlijk ‘de drie-enige God’ volgens het spraakgebruik van het O.T. Maar zodra het werk en de persoon van Christus naar voren komt lijkt dat te veranderen. ‘God’ staat dan namelijk telkens naast Jezus Christus. Het ligt dan dus voor de hand dat hij met ‘God’ weer expliciet God de Vader bedoelt.

Interessant is trouwens ook hoe Paulus vier keer het echte menszijn van Jezus benadrukt in hoofdstuk 5: ‘die ene mens, Jezus Christus’ (5:15 en 17), ‘één enkel mens’ (5:18) en ‘één mens’ (19).

De Efeze brief

Als tweede voorbeeld kijken we kort naar Paulus’ taalgebruik in de Efeze brief waarin we eerder al twee bijzondere gebeden van Paulus bespraken.

In deze brief vinden we juist een heel korte inleiding van slechts twee verzen met aan het eind exact dezelfde zegenbede als in de Romeinen brief:

Genade zij u en vrede van God, onze Vader, en van Jezus Christus, de Heer.

Efeze 1:2

Ook hier weer de gelijkstelling van ‘God’ aan ‘onze Vader’, en ‘de Heer’ als synoniem voor ‘Jezus Christus’.

Zullen we de twee eerder besproken gebeden nog eens bekijken om te zien hoe Paulus daar God aanspreekt of benoemt?

In Efeze 1:16 spreekt Paulus zijn dank uit aan ‘God’. Dat is dus de Vader.

En heel bijzonder, in het volgende vers zien we hoe Paulus het taalgebruik van Jezus helemaal tot zijn eigen taalgebruik heeft gemaakt:

Moge de God van onze Heer Jezus Christus, de vader van alle luister, u een geest van inzicht schenken, …

Efeze 1:17

Vanuit Jezus’ perspectief is ‘God’ en ‘Vader’ synoniem zoals blijkt uit zijn woorden tot Maria na zijn opstanding: ‘Ik ga tot mijn God en uw God, tot mijn Vader en uw Vader.’ Paulus heeft het hier daarom over ‘de God van onze Heer Jezus’. Het klinkt misschien raar in onze oren, maar dat is het niet: ‘God’ is ‘de Vader’ voor Paulus, en ‘de God van onze Heer Jezus’ is tegelijkertijd in alle opzichten ‘de Vader van onze Heer Jezus’. Dat laatste klinkt dan weer heel vertrouwd. Lees het gedeelte zelf maar uit. Je zult zien hoe in de meeste gevallen ‘God’ logischerwijs enkel ‘de Vader’ kan betekenen omdat Hij vaak genoemd wordt in relatie tot Christus, die de Zoon is.

Tot slot het gebed in Efeze 3, ook weer expliciet geadresseerd aan ‘de Vader’ (3:14). Paulus verwacht nadrukkelijk een gebedsverhoring door de Vader (3:16), maar dan uitgevoerd door de Geest (ook 3:16). En dat gebedsverzoek is dat wij de lengte, breedte, hoogte en diepte van Jezus’ liefde echt zouden gaan ervaren, en juist daardoor Jezus volledig woning zouden gaan bieden in ons hart. En dan die prachtige omschakeling aan het eind van dit gebed, dat het ultieme einddoel van Paulus’ gebedsverzoek zo mooi vertolkt:

… opdat u zult volstromen met Gods volkomenheid, …

Efeze 3:19

Een hart vol van Jezus betekent uiteindelijk een hart volgestroomd met alle volheid en volkomenheid van de Vader. En door die toevoeging van het woordje ‘volkomenheid’ zou het zomaar kunnen dat Paulus hier eigenlijk met God bedoelt ‘God met alles erop en eraan’, alles wat God tot God maakt. In dat geval staat God dus niet meer specifiek voor ‘de Vader’ maar eerder per uitzondering voor het algemene ‘God de drie-enige’.

Je merkt het dus: we kunnen nooit op de automatische piloot lezen. De context bepaalt uiteindelijk wat of Wie er hoogst waarschijnlijk wordt bedoeld. Leren om aandachtig op de details te letten tijdens het lezen maakt het lezen zoveel te rijker!

Praktische vragen en suggesties

  1. Als je voldoende tijd hebt zou ik je willen voorstellen om de inleidingen in al Paulus’ brieven eens langs te lopen om te zien met precies welke woorden hij de rol van de Vader en de Zoon telkens introduceert.
    Mocht je die tijd niet hebben, kies dan in elk geval willekeurig drie brieven uit.

  2. Kijk ook eens naar de inleidingen op de brieven die niet van Paulus zijn. In hoeverre wordt daar ook expliciet de koppeling tussen ‘God’ en ‘Vader’ gelegd? En de koppeling tussen ‘Heer’ en ‘Jezus Christus’?

  3. Nogmaals de persoonlijke vraag: in hoeverre maak jij in je praten over God en met God duidelijk onderscheid tussen de Vader en de Zoon?

  4. Wie is voor jou het vanzelfsprekende eerste aanspreekpunt als je bidt: de Vader of de Zoon?

  5. Het is mijn ervaring dat als ik over dit onderwerp spreek, het geen enkel resultaat blijkt te hebben: mensen vinden het vaak boeiend, maar blijven gewoon in het algemeen bidden zonder onderscheid te maken tussen Vader en Zoon. Hoe zou dat komen denk je?

  6. En dan natuurlijk de hamvraag: wat ben jij in praktisch opzicht van plan te gaan doen met dit hoofdstuk in je gebedsleven?

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *