Intiem met Wie eigenlijk?

Het is goed mogelijk dat je dit een rare titel vindt…

Aanspreektitels voor God

Als we bidden spreken we God vaak aan zonder er echt goed bij na te denken. Voor de één is dat ‘Heer’, voor de ander ‘God’ en voor een derde ‘Vader’. Eerlijk gezegd heb ik bij publieke gebeden vaak de indruk, dat deze aanspreektitels zelfs als een soort mantra of stopwoordje worden gebruikt, zonder dat wij nadenken, wat we nou eigenlijk bedoelen.  Die uitspraak is niet bedoeld om te schofferen, maar om je aan het denken te zetten. In welk ander gesprek zouden we in elke zin of in elke twee zinnen onze gesprekspartner bij naam noemen?

Nu is ‘Vader’ ondubbelzinnig, maar ‘Heer’ en ‘God’ niet echt. Als iemand, die ik goed genoeg ken, hardop gebeden heeft en bijvoorbeeld eindeloos ‘Heer’, ‘Heer’, ‘Heer’ heeft herhaald, dan vraag ik soms in mijn ondeugendheid met wie hij nou eigenlijk gepraat heeft, met de Vader of met de Zoon? Ik krijg dan steevast de verbaasde reactie, dat het een gebed tot God was en dat daar toch geen verschil tussen zit.

Klopt dat? Is er geen verschil tussen Vader en Zoon? Natuurlijk klopt dat niet! Enkel in het O.T. blijft dat verschil grotendeels onder de radar. Maar in het N.T. zien we talloze voorbeelden, waarin de Zoon de Vader aanspreekt en andersom. Een ontroerend voorbeeld vind ik de volgende woorden van Jezus aan Maria, vlak na zijn opstanding:

‘Ga naar mijn broeders en zusters en zeg tegen hen dat ik opstijg naar mijn Vader, die ook jullie Vader is, naar mijn God, die ook jullie God is.’

Johannes 20:17

We zien hier, dat Jezus zijn relatie met de Vader helemaal gelijkschakelt aan onze relatie met de Vader! En verrassend genoeg noemt Hij de Vader hier ‘Mijn God’. Jezus is zelf toch God? Wat voor zin heeft het dan als Hij spreekt van ‘Mijn God’?

Als je praat over intimiteit in de relatie met God, dan is dit een belangrijk praktisch onderwerp. De aanspreektitel in een gesprek is sterk bepalend voor de toonzetting van het hele gesprek. Als ik de koning der Nederlanden zou ontmoeten, dan hoor ik hem, dacht ik, aan te spreken met: ‘Koninklijke Hoogheid’. Als ik zo het gesprek inga, bepaalt dat meteen de toonzetting van het hele gesprek! Ik mag dan wel praten met deze Koninklijke Hoogheid, maar het moet zeer duidelijk blijven, dat dat per gratie is en dat hij eigenlijk ver boven mij staat. Een intiem gesprek zal het in elk geval niet worden…

Mocht ik nou Maxima zijn en dat gesprek starten met ‘Willem’, of als ik Amalia was en dat gesprek zou starten met ‘Papa’, dan zouden dat weer twee heel andere gesprekken worden, waarin intimiteit wel een grote kans zou krijgen.

Vanwege het onderwerp ‘Intiem met God’ wil ik daarom in dit hoofdstuk een begin maken met nadenken over hoe het verschil tussen de Vader en de Zoon en al de genoemde aanspreektitels nou eigenlijk zit. Het doel is niet om theologisch ingewikkeld te gaan zitten doen. Het doel is hier heel praktisch: komen tot weloverwogen aanspreektitels in ons gesprek met God. Ik probeer in elke gesprekssituatie te zoeken naar een aanspreektitel, die het meest recht doet aan de toonzetting van dat gesprek. Het wordt dan ook vanzelf belangrijk om onderscheid te maken tussen Vader en Zoon Vanaf het moment, dat ik daar voor het eerst bewust zelf over ging nadenken en mijn conclusies in praktijk ging brengen, heb ik gemerkt dat het op een belangrijke manier bijdroeg aan het veel concreter beleven van mijn relatie met God.

De grote mysteries

We krijgen hier onvermijdelijk te maken met de twee grootste mysteries van het Christelijk geloof: de Drie-eenheid en de Menswording.
Het mysterie van de Drie-eenheid leert dat God een is, maar tegelijk uit drie Personen bestaat.
Het mysterie van de Menswording leert dat Jezus in alle opzichten God is, maar tegelijk honderd procent echt mens.
Dit zijn zaken, die we niet met het verstand kunnen beredeneren, omdat ze simpelweg te groot zijn voor ons beperkte verstand. Daarom spreken we van mysteries: zaken, die je niet kunt begrijpen, maar wel moet geloven. Beide mysteries worden nergens in de Bijbel uitgebreid theologisch besproken. Zelfs de benaming ervan vind je niet in de Bijbel. Wel vinden we allerlei ‘theologisch beladen’ uitspraken in de Bijbel, die in feite telkens concrete deelfeiten of praktische gevolgen van deze mysteries laten zien.

Het is hier niet de plaats om uitgebreid Bijbelse leerstellingen te bespreken, maar vooral het mysterie van de Menswording wordt in gemeentelijk onderwijs vaak zo beperkt en eenzijdig besproken, dat het met name tot veel onbegrip leidt bij het lezen van de Evangeliën. Ik heb het dan vooral over de uitspraken van Jezus over zichzelf en de Vader. En juist dat levert een groot gemis op als we naar intimiteit met God zoeken. Vandaar dat ik een poging doe om in dit en het volgende hoofdstuk wat meer licht op deze bijzondere mysteries te laten schijnen. Zie het als een stukje theorie om straks tot een veel beter doorleefde praktijk te kunnen komen.

De Drie-eenheid

Eén God en toch drie Personen. Niet te begrijpen en toch zichtbaar vanaf de allereerste bladzijden van de Bijbel: ‘Laat Ons mensen maken…’, en ‘de Geest zweefde over de wateren…’.

In het O.T. wordt de Geest volop expliciet genoemd. Hoewel de manier van spreken over de Geest laat zien dat Hij een Persoon is, konden de Joodse lezers van het O.T. er nog mee weg komen, dat de Geest eigenlijk een uitdrukking leek te zijn voor: ‘God concreet aan het werk in de mensenwereld’, of een soort personificatie voor ‘de kracht van God’.

Bij mijn weten is de eerste keer, dat de Zoon expliciet wordt genoemd in het O.T., de ongelooflijk boeiende en verrassende Psalm 2. De Zoon wordt daar aangeduid met ‘zijn Gezalfde’ (2:2) en met ‘mijn koning’ (2:6). Maar verrassend genoeg ook twee keer met ‘Zoon’:

Het besluit van de HEER wil ik bekendmaken.
Hij sprak tot mij:
‘Jij bent mijn zoon,
ik heb je vandaag verwekt.’

Psalm 2:7

En:

‘Bewijs eer aan zijn zoon met een kus,
anders ontvlamt zijn woede, en uw weg loopt dood’

Psalm 2:12

Of volgens de NBG:

‘Kust de zoon, opdat hij niet toorne
en gij onderweg niet te gronde gaat’.

Ik weet niet hoe het jou vergaat, maar ‘Kust de Zoon’ brengt mij in vervoering. En die uitspraak vinden we dan nog wel in het O.T., zonder enige context over hoe het zit met die Zoon. Het is jammer dat de NBV parafraseert met: ‘Bewijs eer aan zijn zoon met een kus’. Alsof de kus enkel een symbool voor eerbewijs zou zijn! In de cultuur van toen was een kus net zo goed en vanzelfsprekend ook een bewijs van affectie en liefde als nu het geval is!

Op basis van de geciteerde fragmenten en kijkend naar de lange lijst met referenties in het N.T. onderaan deze Psalm in de NBG, of een andere vertaling met vers verwijzingen, begrijp je meteen dat Psalm 2 één van de belangrijkste Messiaanse psalmen is. Zo belangrijk, dat we hem eigenlijk uit het hoofd zouden moeten kennen.

Theologen hebben er eeuwenlang over gedebatteerd of de Zoon nu vanaf alle eeuwigheid als dusdanig naast de Vader heeft gestaan. Deze Psalm, waarin Hij voor het eerst wordt genoemd suggereert, dat zijn relatie als Zoon ten opzichte van de Vader op een gegeven moment in de tijd begonnen is: ‘Ik heb je vandaag verwekt’. En wanneer is ‘vandaag’ dan? Was dit in het begin van de eeuwigheid, of op de dag dat de Psalm werd geschreven, of is het een profetie over de dag, dat Jezus door de Geest verwekt zou worden in de maagd Maria?

Op basis van diverse uitspraken van Jezus zelf in de Evangeliën is er een belangrijk kamp theologen, dat stelt dat de Zoon altijd als dusdanig naast de Vader heeft bestaan, vanaf alle eeuwigheid dus. ‘Ik heb u heden verwekt’ wordt dan gezien als een profetie over de dag, dat de Zoon mens zou worden door de bevruchting van Maria door de Geest. Volgens die stelling is Jezus dus altijd Zoon geweest, maar op een concreet moment in de tijd nam deze eeuwige Zoon het menszijn aan.

Voor ons doel in dit boek hoeven we niet te kiezen tussen deze stellingen. Voor ons is belangrijk dat we in deze oude Psalm al vaststellen, dat de Zoon nadrukkelijk als aparte Persoon door de Vader wordt aangesproken en bemind. Het O.T. laat hiermee dus al zien, dat de volgende uitspraak echt niet klopt: ‘de Zoon en de Vader zijn allebei God, het maakt niet uit wie we aanspreken’.

Met Wie praat je nou eigenlijk?

Terug naar de titel van dit hoofdstuk. Als we serieus en bewust omgaan met wat we weten over de Drie-éénheid dan ligt het voor de hand, dat we in ons gebed onderscheid maken tussen het spreken tegen de Vader en het spreken tegen de Zoon. Uit eigen ervaring weet ik, dat het nogal onwennig voelt als je dat voor het eerst bewust gaat doen. Maar zoals ik al schreef is het de beleving van intimiteit in mijn gebedsleven nadrukkelijk ten goede gekomen. Ik denk vooral, omdat ik gebed daardoor veel concreter ben gaan ervaren als echt ‘praten met’.

Er duikt dan plotseling een nieuwe, maar erg interessante vraag op: wanneer praat je nou met de Vader en wanneer met de Zoon? Of misschien beter geformuleerd: als ik iets wil zeggen tegen God, ligt het dan het meest voor de hand om dat tegen de Vader te zeggen of juist tegen de Zoon, of misschien wel bewust tegen Beiden tegelijk? Vind je dat een vergezochte theoretische vraag? Moeilijk doen voor niets? Probeer je gebed voor te stellen als een gesprek met twee intieme vrienden tegelijk. Dan sta je toch ook bewust of onbewust stil bij wat je tegen wie zegt, al was het maar doordat je nu eens de één aankijkt en dan de ander? En inderdaad, regelmatig zeg je iets, dat nadrukkelijk voor beiden tegelijk is bedoeld. Het zou zo maar kunnen, dat ik mijn gebed al veel concreter en intiemer ging ervaren, simpelweg door hier telkens even over na te denken.

Even voor alle duidelijkheid: dit is geen kwestie van goed of fout. Daar heeft het gelukkig niets mee te maken.

In het volgende hoofdstuk sta ik stil bij het mysterie van de Menswording. Daarna kom ik zeker nog terug op dit onderwerp en zal ik je o.a. uitleggen, waarom ik schreef, dat de aanspreektitels ‘Heer’ en ‘God’ niet ondubbelzinnig zijn. Laten wij eerst tijd nemen voor wat praktische bezinning bij de Drie-éénheid en hoe we daarmee omgaan in ons gebedsleven.

Praktische vragen en suggesties

  1. Wat voor emoties roept het bij jou op als Jezus na zijn opstanding tegen Maria zegt: ‘Mijn God en uw God, mijn Vader en uw vader’?
    Hoe zou deze uitspraak van Jezus de intimiteit van jouw relatie met God kunnen versterken?

  2. Hoe verklaar jij dat Jezus spreekt in termen van: ‘Mijn God’? Wie of wat bedoelt Jezus met ‘God’ volgens jou?

  3. Welke aanspreektitels voor God gebruik jij meestal als je bidt?

  4. Welk van die aanspreektitels vind jij het meest intiem?

  5. Als je in je gebed de aanspreektitel ‘God’ gebruikt, Wie bedoel je dan eigenlijk?

  6. En als je ‘Heer’ zegt, Wie bedoel je dan precies?

  7. Vind je bovenstaande twee vragen nog steeds een beetje raar?

  8. Als je in je gebed schakelt tussen verschillende aanspreektitels, doe je dat dan simpelweg voor de variatie of bewust vanwege de verschillende betekenissen van die aanspreektitels?

  9. In hoeverre spreek jij bewust en afwisselend met meerdere Personen als je bidt?

  10. Spreek je de Geest wel eens aan in je gebeden? De Bijbel bevat daar geen voorbeelden van, zou je een reden kunnen bedenken waarom dat is?

  11. Ik merk vaak in publieke gebeden, dat men ‘Vader’ gebruikt in de aanhef van het gebed en daarna vooral overschakelt naar ‘Heer, Here Jezus’, of ‘God’. Heb je enig idee hoe dat te verklaren is?

  12. Psalm 2 is uitstekend geschikt voor meditatief Bijbellezen. Lees het herhaaldelijk langzaam en biddend met de vraag of de Geest het dieper en dieper tot je hart wil laten doordringen. Wat doet de opdracht ‘Kust de Zoon’ jou emotioneel? En de woorden ‘Ik heb je heden verwekt’?
    Je zou ter voorbereiding van deze praktische suggestie eerst eens alle plekken in het N.T. kunnen bekijken waar naar deze belangrijke Messiaanse Psalm wordt verwezen. Zie de referenties onderaan de Psalm in een vertaling als de NBG of de HSV.

2 reacties op “Intiem met Wie eigenlijk?”

  1. Hoi Johan, mooi stukje maar geeft bij mij wel een vraag die je trouwens zelf ook stelt in vraag 10 maar verder niet bespreekt in dit stukje.
    Je hebt het in dit stuk erover dat God bestaat uit 3 personen. Zoals jij verteld in dit stuk mogen we daar dus twee van aanspreken, de Vader en de Zoon.
    Uit meerdere teksten blijkt dat de HG communiceert, actie onderneemt en zelfs mensen in overeenstemming brengt.
    Paulus vind het zelfs fijn als we in gemeenschap zijn met de Heilige Geest. Hij gebruikt daar het woord koinõnia voor.
    Dit spreekt over een intieme manier van relatie onderhouden.
    Hoe zie jij die gemeenschap met de Heilige Geest?

    1. Hi Eddie, ik vind dit een lastige vraag. Het opvallende is dat we in de Bijbel geen voorbeelden vinden van gebeden gericht aan de Heilige Geest, en dus ook geen voorbeelden van lofprijzing expliciet geadresseerd aan de Geest.
      Aangezien we wat betreft de drie-eenheid met een mysterie te maken hebben, is het volgens mij niet verstandig om via zogenaamde inductie zelf tot ‘nieuwe conclusies’ te komen over de Geest. Inductie wil zeggen dat je logische redeneringen gebruikt om, op basis van bekende Bijbelse gegevens, te komen tot nieuwe (afgeleide) waarheden.
      Naar mijn mening doen we er verstandig aan om ons te beperken tot het vaststellen van duidelijke uitspraken in de Bijbel over de drie goddelijke Personen, zonder daar dus nieuwe gevolgen uit af te willen leiden.
      Wat de Heilige Geest betreft geeft de Bijbel in elk geval directe aanleiding tot de volgende waarheden:

      1. De Geest is een volwaardig Persoon, naast de Vader en de Zoon.
      2. De Geest speelt een fundamentele rol in de gemeenschap tussen God en mens.
      3. In elk geval na zijn menswording, was Christus ook volledig afhankelijk van de Geest bij alles wat Hij deed en zei. Christus = Gezalfde, dat wil zeggen gezalfd door de Geest. De Geest speelde dus ook bij Christus een fundamentele rol in zijn gemeenschap met de Vader. Maar ook in het geval van Christus ken ik geen enkel voorbeeld waarin Hij rechtstreeks de Geest aanspreekt.
      4. Ik onderschrijf volledig wat je schrijft over de functies van de Geest: communiceren, actie ondernemen, fundamentele rol in het onderhouden van relaties en dus gemeenschap.
      5. Zoals ik in het hoofdstuk ‘Abba – Vader’ laat zien spreekt de Geest vanuit ons hart tot de Vader. Ook dat is in feite gebed, maar dan van de Geest tot de Vader, en namens de gelovige mens…

      Ik heb sterk de indruk dat de Geest faciliterend is bij elke vorm van communicatie tussen de mens en God. Aangezien Christus echt mens is, geldt dat ook voor zijn relatie met de Vader.
      Op basis van alle bovenstaande Bijbelse gegevens over de Geest, lijkt het vanzelfsprekend te zijn dat we als mens ook de Geest actief in gebed zouden kunnen/mogen/moeten(?) benaderen. Het is enkel op basis van het ontbreken van elk Bijbels voorbeeld van gebed tot, of lofprijzing van, de Geest dat ik daar zelf terughoudend in ben. Maar ik kan ook geen enkele reden bedenken waarom dat verkeerd zou zijn…
      Ik zie het als een van de uitingen van de differentiatie tussen de drie goddelijke Personen, dat er een verschil lijkt te zijn in wat we lezen over het actief aanspreken van de drie goddelijke Personen. In de theologie wordt wel eens gesteld dat de Geest ondergeschikt is aan de Vader en de Zoon, en daarom niet zelf wordt aangesproken. Maar ‘ondergeschikt’ vind ik nogal een vergaande uitspraak als de Bijbel dat niet zelf aangeeft. Interessant in dat opzicht is dat Jezus dus nadrukkelijk wel aangeeft dat Hij ondergeschikt is aan de Vader (in elk geval als aspect van zijn mens-wording).
      Er wordt ook wel eens gesteld dat de Geest als belangrijk doel heeft, het verheerlijken van Vader en Zoon, en dat Hij er daarom niet op uit is om zelf aanbidding en dank te ontvangen. Maar dat is volgens mij weer een voorbeeld van deductie, en deductie is dus juist een hele lastige in dit opzicht.
      Persoonlijk is het voor mij in praktisch opzicht eigenlijk heel simpel: we leren bidden door wat de Bijbel ons leert en voordoet. Ik vind talloze voorbeelden van gebeden tot de Vader en de Zoon, en die wil ik graag als discipel nadoen. Ik dank daarbij zeker de Vader en de Zoon voor de Geest en voor het werk van de Geest in mijn leven, want de Bijbel leert ons dat Hij een Gift is van de Vader en de Zoon. Ik zie geen enkele reden waarom het verkeerd zou zijn om te bidden tot de Geest, maar ik vraag me dus af of Hij daarop zit te wachten…
      Mogelijk geen bevredigend antwoord voor je, maar meer dan dit kan ik er niet over zeggen helaas.

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *