Lees het vorige hoofdstuk nog een keer goed voordat je hier verder gaat. Het beeld dat ik daar opriep aan de hand van Romeinen 8:1-23 was kort samengevat:
Je bent als voormalig slaaf in het diepste geheim geadopteerd door de rijkste man ter wereld. Niemand weet er nog iets van, ook niet je voormalige collega slaven. Je levenscondities zijn dus ook nog niet veranderd. Je woont bij wijze van spreken nog in hetzelfde armoedige slavenhutje. Je nieuwe Vader wil dat je je voorlopig concentreert op de kennismaking met Hem. Je mag leren om Hem echt intiem lief te hebben als Vader. Iets wat niet meevalt bij de adoptie van een volwassene.
En tijdens dat belangrijke leerproces, gewoon nog vanuit je armzalige slavenhutje, is de kennis en de levendige verwachting van het complete erfdeel een extreem belangrijke factor. Direct na de introductie van het erfdeel-dankzij-adoptie in 8:17 schrijft Paulus namelijk:
Ik ben ervan overtuigd dat het lijden van deze tijd in geen verhouding staat tot de luister die ons in de toekomst zal worden geopenbaard.
Romeinen 8:18
En dan: zowel de schepping als wijzelf zien daar reikhalzend naar uit.
De ex-slaaf en vers geadopteerde zoon van de rijkste multimiljardair zit nog steeds in zijn slavenhutje, maar dat deert hem amper. Hij heeft een interne krachtbron, die met geen pen te beschrijven is: HOOP op het zichtbaar worden van zijn erfdeel. Die hoop in combinatie met de vreugde over de groeiende Vader-zoon liefdesrelatie in zijn hart geeft hem ongekende kracht om het vol te houden in dat armoedige slavenhutje.
‘In die hoop zijn wij gered…
Maar als wij hopen op wat nog niet zichtbaar is, blijven we in afwachting daarvan volharden.Romeinen 8:25
Ik weet niet hoe het met jou is, maar ik weet van mezelf, dat ik op beide vlakken nog heel veel te groeien heb. Zowel op het vlak van het groeien in de intimiteit van de liefdesrelatie met de Vader alsook groeien in het koesteren en uitzien naar die hoop. Ik heb de indruk dat er weinig kerkelijke nadruk wordt gelegd op de groei in die intimiteit. Maar ik durf te stellen, dat er in het algemeen nog minder nadruk ligt op het echt koesteren van die hoop. Natuurlijk, in theorie hebben we het er wel over want het is een belangrijk thema in het N.T. Maar in praktijk? Sterker nog: ik krijg regelmatig de indruk, dat we het intensief beleven van die hoop eigenlijk eerder onderdrukken en soms zelfs zien als iets negatiefs. We moeten leven en werken in het nu. Dat is belangrijk. Dagdromen over de toekomst leidt ons alleen maar af. Hetgeen straks komt zien we dan wel weer. Er is op een enkele uitzondering na geen enkele stimulans om meer te willen weten over dat erfdeel. Nutteloos gespeculeer, je kunt het toch niet weten. “Leef in het nu” is telkens de boodschap. Wat een trieste realiteit! Hoe verbijsterend verdrietig moet dat voor de Vader zijn! En wat een gemis aan die enorme krachtbron van de HOOP zoals Paulus die hier beschrijft!
Voor gelovigen die zich wel diep verheugen over de rijkdom van hun erfdeel is er dan de dagelijkse strijd om dat te matchen met de armoede van het huidige slavenhutje. En daar komt alweer de Geest te hulp op een verbazingwekkende manier:
De Geest helpt ons in onze zwakheid; wij weten immers niet wat we in ons gebed tegen God moeten zeggen, maar de Geest zelf pleit voor ons met woordloze zuchten. 27 God, die ons doorgrondt, weet wat de Geest wil zeggen. Hij weet dat de Geest volgens zijn wil pleit voor allen die hem toebehoren.
Romeinen 8:26-27
Het contrast tussen de rijke geestelijke werkelijkheid van het mede-erfgenaam zijn van Christus en de armoede en ellende van ons huidige slavenhutje is zo groot, dat we vaak stomweg niet weten wat we ermee aan moeten. God spreekt van genezing en het wegdoen van alle tranen en ik word ondertussen ongeneeslijk ziek verklaard bijvoorbeeld. Hoe kan dat? Wat moet ik ermee? Moet ik mijn knieën stuk bidden om genezing? Moet ik mijn geloof gaan bewijzen door eindeloos mijn geloof in genezing uit te gaan spreken? En stel dat ik genees, wat dan? Ik blijf voorlopig toch gevangen in die gevallen schepping met achter elke bocht van de weg een nieuwe berg, ziekte of andere tegenslag.
Moet ik dan maar gaan bidden: ‘Lieve Vader neem me toch weg uit dit slavenhutje’? Maar alle geliefden dan die ik hier zou achterlaten in dezelfde erbarmelijke omstandigheden? Misschien geliefden, die soms ook geadopteerd zijn, maar dat mogelijk maar half beseffen. Misschien geliefden, die het vrijkopen uit slavernij afwijzen zonder te begrijpen wat ze doen…
Ik heb soms geen idee wat wijsheid is en dus ook geen idee wat ik moet bidden. En dan is daar het zachte ‘woordloze zuchten’ van de Geest. ‘Onuitsprekelijke verzuchtingen’ volgens de NBG. Heel bijzonder: de Geest ook nu weer sprekend vanuit mijn hart tot de Vader, net als het roepen van Abba, Vader, vanuit mijn hart! De Geest, die voor mij pleit bij de Vader. En wat een gegarandeerd volmaakt gebed als het van de Geest komt! God die onze verbijstering ziet en kent, hoort dat zuchten van de Geest en weet één ding: de Geest, die namens Mij in dat geadopteerde hart woont, kent die situatie volkomen, maar kent ook mijn wil volkomen. Die Geest kan enkel en alleen bidden op zo’n manier dat er verhoord wordt. Maar het is wel een woordeloos zuchten. Wijzelf weten meestal niet wat de Geest voor ons bidt. Wonderbaarlijke genezing? Toch onverwacht aanslaan van medicijnen of een nieuwe medische ontdekking? Of rustig trouw blijven en doorgroeien in die nieuwe liefdesrelatie met de Vader tot de tijdelijke dood me inhaalt? Waar de Geest ook zachtjes voor gaat bidden, en hoe de Vader dat gebed ook mag gaan verhoren, dit mag voor mij een zekerheid zijn:
wij weten dat voor wie God liefhebben, voor wie volgens zijn voornemen geroepen zijn, alles bijdraagt aan het goede.
Romeinen 8:28
En zo verschuift de focus langzaam van de krachtbron van de hoop over dat onvoorstelbare erfdeel weer terug naar de net zo belangrijke krachtbron van de liefde. Maar eerst nog wat over de hoop op het erfdeel:
(We zijn) bestemd om het evenbeeld te worden van zijn Zoon, die de eerstgeborene moest zijn van talloze broeders en zusters
Romeinen 8:29
Zie je hoe dat aansluit bij mede-erfgenaam zijn van Christus? Maar dan nog heerlijker! Niet alleen is alles wat van Christus is nu ook van mij, maar zoals Christus zelf is, zo zal ook ik zijn. Ik ben bestemd om het evenbeeld te worden van zijn Zoon! Uiteraard valt hier niet de goddelijkheid van Jezus onder. Maar wel zijn volmaakte karakter en ook zijn verheerlijkte opstandingslichaam. Ook Petrus gaat extreem ver om dit onder woorden te brengen:
Hiermee zijn ons kostbare, rijke beloften gedaan, opdat u zou ontkomen aan het verderf dat de wereld beheerst als gevolg van de begeerte, en opdat u deel zou krijgen aan de goddelijke natuur.
2 Petrus 1:4
Ook Petrus kan onmogelijk bedoelen, dat we God zullen worden of zo. Ik zie deze uitspraken als beloften, dat het oorspronkelijke doel van God, dat we volmaakte beelddragers van Hem zouden worden, alsnog in vervulling zal gaan. Mooier nog dan in Eden. Dat is het heerlijkste aspect van ons erfdeel. Gods karakter, Gods volmaakte en heilige emoties, Gods volmaakte pure wil: zo zal ook ik zijn…
Terug naar Romeinen 8. We zitten in 29-30 al midden in de bekende ontplooiing van Gods eeuwige heilsplan: tevoren uitgekozen, bestemd om het evenbeeld te worden van zijn Zoon, geroepen, vrijgesproken en dan tot slot:
en wie hij heeft vrijgesproken, heeft hij nu al laten delen in zijn luister.
Romeinen 8:30
Eerst benadrukte Paulus de harde werkelijkheid van het voorlopig blijvende armoedige slavenhutje en leek hij zelfs de adoptie in de toekomst te plaatsen. En nu zegt hij dan weer, dat ik nu al deel in Gods luister (‘heerlijkheid’ volgens de NBG). Wat moet ik daarmee? Ik denk dat Paulus hier definitief de focus verlegt van de hoop op het erfdeel in het algemeen, naar dat stuk van het erfdeel, dat we als eerste aanbetaling nu al mochten ontvangen in de Heilige Geest. De Geest die ons op zoveel manieren wil helpen om de intimiteit van de Vader–kind liefde nu al te laten opbloeien, ondanks de voorlopig nog harde realiteit van het slavenhutje. Het delen in de Vaders heerlijkheid is en blijft toch in eerste instantie het hart van de Vader leren delen. Volop leren genieten van zijn Vaderliefde, die naar mij toestroomt. Al aarzelend leren om dat van mijn kant te beantwoorden door me steeds meer te realiseren hoe echt ik zijn kind ben geworden, ondanks dat het adoptie betreft. En het bewijs van hoe groot Vaders liefde voor mij is, werd zichtbaar met het offer van zijn enige ‘natuurlijke’ Zoon. Daar juicht Paulus over in de rest van dit hoofdstuk.
Maar eerst: de ellende van het slavenhutje blijkt om veel meer te gaan dan om zaken als ziekte en armoede. Het blijkt ook te gaan om ‘aanklachten tegen uitverkorenen’’, pogingen om ons veroordeeld te krijgen. In het beeld van de in het geheim vrijgekochte en geadopteerde slaaf, die voorlopig nog in zijn slavenhutje woont, mag je dit zo zien. De ex-eigenaar van die ex-slaaf weet wel van het vrijkopen. Maar toch probeert hij zich er alsnog tegen te verzetten. Satan klaagt aan en probeert alsnog veroordeeld te krijgen. Allemaal volledig zinloos, schrijft Paulus. Wij zijn de uitverkoren en geadopteerde zoon van de rijkste miljardair ter wereld geworden. Wie doet ons nog wat? Die rijke en almachtige Vader zelf spreekt ons vrij (8:33). Zijn ‘natuurlijke’ Zoon is zelfs als prijs voor ons gestorven. De prijs is dus meer dan overtuigend betaald. Onze ex-eigenaar kan op geen enkele manier nog aanspraak op ons maken, hoe jaloers hij ook is.
Maar onze ex-eigenaar blijft toch continu proberen om ons weer los te weken van de liefde van de Vader en van zijn oudste Zoon:
Wat zal ons scheiden van de liefde van Christus? Tegenspoed, ellende of vervolging, honger of armoede, gevaar of het zwaard? 36 Er staat geschreven: ‘Om u worden wij dag na dag gedood en afgevoerd als schapen voor de slacht.’
Romeinen 8:35-36
Onder andere dus de meest afschuwelijke vervolging kan ons overkomen, zolang we nog in dat slavenhutje moeten wonen…
Maar als we nu in dat slavenhutje onze tijd en energie hebben besteed aan het verdiepen van de intimiteit met de Vader, als we zijn Vaderliefde schoorvoetend tot de onze hebben gemaakt, als we beetje bij beetje hebben geleerd om die liefde terug te laten stromen, als we regelmatig Papa, Papa, hebben leren fluisteren vanuit het diepst van ons hart, dan kunnen we Paulus zelfverzekerd nazeggen:
Maar wij zegevieren in dit alles glansrijk dankzij hem die ons heeft liefgehad. 38 Ik ben ervan overtuigd dat dood noch leven, engelen noch machten noch krachten, heden noch toekomst, 39 hoogte noch diepte, of wat er ook maar in de schepping is, ons zal kunnen scheiden van de liefde van God, die hij ons gegeven heeft in Christus Jezus, onze Heer.
Romeinen 8:37-39
Zie je hoe extreem groot het praktische belang is van het echt laten opbloeien van wederkerige intieme liefde in je Vader–kind relatie?
Vergis je niet: er zijn voldoende echte kinderen van God die wel vielen voor lichte of zware verdrukking of voor al die andere zaken die Paulus hier noemt. In het Westen vandaag waarschijnlijk nog het meest: vallen voor de welvaart, de eindeloze hectiek, de continue stroom van prikkels en uitdagingen waar we mee aan de slag kunnen. Ik zie het helaas om me heen gebeuren in eigen familie en gezin, in de gezinnen van voorgangers en zendelingen. Het is helaas geen automatisme, dat je daar immuun voor zou zijn als je maar geadopteerd kind van God bent! De krachtbron is geen automaat. Het geheim zit in het steeds meer laten inwerken, koesteren en beantwoorden van die grote Vaderliefde voor jou, zijn geadopteerde kind. Zijn Geest doet juist daar alles voor als eerste aanbetaling van je erfdeel. De grote vraag is: werk je mee met die pogingen van de Geest om het echt te laten opbloeien? Ik kan die vraag niet vaak genoeg stellen.
En daarnaast is er dus de vraag wat je in praktijk doet met die andere ultieme krachtbron: het echt omarmen van de hoop en het hunkerend uitzien naar het zichtbaar worden van je erfdeel. Het is levensgevaarlijk hoe wij in het Westen die tweede krachtbron grotendeels hebben uitgeschakeld. Vergelijk je eigen emoties in dit opzicht maar eens eerlijk met de emoties die Petrus beschrijft in 1 Petrus 1:3-9.
Praktische vragen en suggesties
- Heb je voorbeelden van persoonlijke ervaringen met de frustratie en verwarring, die voortkomt uit het contrast tussen de erfdeelbelofte en de harde werkelijkheid van wat ik hier noem ‘het nog steeds moeten leven in dat armoedige slavenhutje’?
- Welke twee krachtbronnen beschrijft Paulus uitvoerig in Romeinen 8 om met die frustratie om te kunnen gaan en trouw te kunnen blijven?
Sta eens rustig stil bij de vraag in hoeverre elk van die twee krachtbronnen merkbaar aanwezig is in je leven. - Als je terugkijkt op de afgelopen paar jaar van je leven, zie je dan groei in de intensiteit van beide krachtbronnen? Probeer voor beide krachtbronnen zo concreet mogelijk te zijn.
- Lees Romeinen 8 en mijn ‘commentaar’ in dit en het vorige hoofdstuk langzaam om de beurt net zolang tot je het gevoel hebt dat je er mentaal echt grip op hebt. Neem daar de tijd voor, desnoods een week of langer. Dit is één van de belangrijkste praktische hoofdstukken van Paulus. Het is een erg lang hoofdstuk, maar ja, wat wil je van iets dat zo belangrijk is?
- Lees 1 Petrus 1:3-9 en probeer de emotionele impact van de erfdeel-hoop van Petrus met je eigen woorden te beschrijven.
Wie zouden dit soort emoties moeten kennen volgens Petrus?
Vergelijk Petrus’ emoties met die van jezelf in dit opzicht.
Als je een groot verschil proeft, hoe zou je daaraan kunnen werken?
Bij vraag 4 moet Romeinen 8 staan ipv Hanselingen 8 lijkt mij.
Hallo Anja, je hebt helemaal gelijk. Bedankt!